Professor Gerrit Jan Hordijk en zijn kno-artsen laten Keniaanse kinderen weer horen
De Nederlandse orenbrigade
Alexander Bakker
Al dertig jaar pendelt Gerrit Jan Hordijk tussen Amsterdam en Nairobi om in Kenia de allerarmste kinderen wat te laten horen. Hoe zegt u? De 69-jarige Utrechtse professor heeft er een sport van gemaakt: ook andere Nederlandse kno-artsen optrommelen om op het zwarte continent jongelui met ernstige gehoorgebreken uit hun isolement te halen. Al vele duizenden kunnen intussen weer horen. Wat u zegt!
Als de blanke ’wijsneus’ Hordijk met wapperende doktersjas door de sombere gangen van het Kenyatta Hospital snelt, wordt hij door iedereen met respect begroet. Niet zo gek, want de roerganger van de grootste overzeese ’gehooroperatie’ van Nederland geniet in Kenia veel aanzien. Wat heb je uiteindelijk aan ontwikkelingshulp die je niet kunt verstaan?
Hordijk loopt over van enthousiasme: elk jaar weet hij nog meer Nederlandse kno-artsen over te halen om vrijwillig een paar weken in Kenia te gaan helpen.
De toestand in Afrika laat zich uiteraard niet vergelijken met die bij ons. In de operatiekamer ligt de vloer bezaaid met rommel, als er een vlieg rond zoemt, gaat de operatie onverstoord door. „In Nederland ontruimen we voor zo’n vlieg het halve ziekenhuis. In Afrika opereren we twee patiënten tegelijk, in één operatiekamer”, meldt de emeritus hoogleraar als we in het immense ziekenhuis langsgaan bij de acht kinderen die, gisteren nog geopereerd, vandaag weer naar huis mogen. „Wat maakt het uit? De oren die we behandelen waren toch al vuil door ontstekingen.”
Succesverhaal
Als de dag van gisteren herinnert Hordijk zich de eerste keer dat hij naar Kenia kwam. Op de toen 25 miljoen Kenianen waren er vijf kno-artsen. Twee van hen waren in staat om een oor te opereren, maar zij hadden hun handen vol aan goedverzekerde rijkeluiskinderen. De Nederlandse orenbrigade van de stichting Eardrop heeft in Kenia een heuse gehoorrevolutie ontketent. De Apeldoornse stichting heeft het basisprincipe van goede ontwikkelingssamenwerking nauwgezet uitgevoerd en heeft de Kenianen geen vis gegeven, maar heeft ze leren vissen. Het gespecialiseerde, lokale dokterslegioen telt inmiddels zestig kno-artsen die van wanten weten. Ook is er intussen een heel leger van huisartsen en verpleegkundigen opgeleid die de specifieke problemen van kinderen met gehoorproblemen kunnen herkennen. Een totnogtoe ongehoord succesverhaal.
„Juist die spectaculaire vooruitgang maakt het zo bemoedigend om hier voor langere tijd actief te zijn”, zegt Hordijk op zijn typische kalme, vriendelijke dokterstoon. „Ons hulpprogramma is een langlopende zaak. Ik zou het goed kunnen begrijpen als Afrikanen uitgekeken raken op westerse hulporganisaties die eventjes binnen komen rennen en na twee jaar alweer vertrekken om hun geluk elders te beproeven.”
Uiteraard hoopt de professor dat stichting Eardrop op een goeie dag in Kenia overbodig is. Zover is het nog lang niet. Lokale artsen willen wel, maar zonder een beetje aanmoediging van de Nederlanders krijgen oorproblemen bij hen nauwelijks prioriteit. Komt bij dat de straatarme, onverzekerde patiënt – let wel: dat is 99 procent van alle Afrikaanse zieken – vrijwel in geen enkel lokaal ziekenhuis welkom is.
Een eenvoudige trommelvliestransplantatie kost in Kenia 55.000 shilling, 490 euro, verzucht lokaal zaalarts Julius Nimose. Tot ergernis van Hordijk, jarenlang werkzaam in het Academisch Ziekenhuis Utrecht: „Het gaat verdikkie altijd over geld. Ik snap ’t wel, maar die arme drommels hier hebben nog nooit van een zorgverzekering gehoord.”
Dat een simpele gehooroperatie lang niet voor iedereen te betalen is, blijkt hier al snel als we even een wandelingetje maken in de tuin van het grootste ziekenhuis tussen Caïro en Johannesburg. Een complete theatervoorstelling; als het niet zo droevig was, zou je er nog om kunnen lachen. Overal doodzieke mensen. Soms nauwelijks in staat om overeind te blijven. Wankele vrouwen, die met traditionele Afrikaanse kleding proberen hun waardigheid te verzekeren. Patiënten die, net terug van een onderzoek, het kostenplaatje kregen van de operatie die hun leven moet redden. Waar gaat een onverzekerde Afrikaan in hemelsnaam zo’n rekening van betalen? De totale wanhoop is van al die onvermogende gezichten af te lezen.
Toch loopt Hordijk, in groene outfit met mondkapje, vol goede moed weer de operatiekamer binnen. Daar zit zijn kno-collega David Kupperman midden in een ooroperatie. Studenten kijken aandachtig toe hoe hij sleutelt aan het oor van de tienjarige Abdelhman Mohammed. Vijf dagen heeft het jochie vanuit het onrustige grensgebied met Somalië moeten reizen om het ziekenhuis te bereiken.
„De oorinfectie is op zichzelf vrij eenvoudig te behandelen”, zegt dokter Kupperman, die normaal in het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein werkt: „Maar gezien de hygiënische omstandigheden is het risico is hier te groot dat de infectie later weer terugkomt. Weinig kans dat de patiënt nóg een keer zo’n lange reis zal maken en daarom geven we de voorkeur aan een verdergaande operatie: doen we dat niet, dan kan een nieuwe infectie uitmonden in een hersenvliesontsteking, met eventueel zelfs de dood tot gevolg.”
Opfriscursussen
Het Nederlandse orenteam geeft in het Kenyatta-ziekenhuis ook drukbezochte opfriscursussen aan Afrikaanse vakbroeders. Geoefend wordt op een schedel. Kennis delen, dat is volgens professor Hordijk de belangrijkste Nederlandse taak hier. Even afgezien van de dringende operaties geeft de stichting Eardrop geen cadeaus weg. Slechts een handjevol instrumenten, opgeruimd door ziekenhuizen in Nederland of aangeschaft door de stichting, is aan het Oost-Afrikaanse hospitaal geschonken. „In eerste aanleg zal een Keniaan graag zeggen: geef ons die dure instrumenten. Maar daar hebben wij geen oren naar. Wij komen hier uiteindelijk om Afrikanen te leren op eigen benen te staan.”
Nog nooit heeft de stichting Eardrop een beroep gedaan op het ruime budget van onze minister van Ontwikkelingssamenwerking. Niks van Den Haag nodig. De beroepsgroep in Nederland vindt het juist leuk om zelf aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Om fondsen te werven voor de bijkomende kosten gaan de doktoren maar wat graag vertellen over hun werk bij serviceclubs, zoals Lions en Rotary. Ook winkelketen Beter Horen is een belangrijke sponsor. Ook zijn er volop particulieren die graag doneren. Professor Hordijk: „Juist níét bij de overheid aankloppen. Door onze eigen fondsenwerving blijven we zelf ook bij de les.”
In het provincieziekenhuis van Mumias, uurtje rijden van het Victoriameer, komen vooral Afrikaanse boeren en werknemers van een gigantische suikerfabriek waar de lokale economie op draait. Als we daar met Hordijk een kijkje gaan nemen, wijst hij er langs z’n neus weg op dat de medische toestand in Nairobi in vergelijking met het platteland nog luxe mag heten.In het achterland worden slechthorende kinderen nog wel eens voor domme, dove kwartels aangezien. Terwijl ze met een gehoorapparaatje prima kunnen functioneren op een normale school. De VS, het land van overvloed, delen hier maar wat graag gehoorapparaten uit. En voor zo’n uitdeelfeest komen dan natuurlijk niet alleen de camera’s, maar ook de televisiesterren mee. Binnen de kortste keren zijn de batterijen op of beginnen die dingen te piepen en dan is er van donorzijde niemand meer die nog iets van zich laat horen. Die nazorg valt dan Hordijk toe – en met name aan de gehoorapparatenspecialisten in zijn orenteam. Die natuurlijk ook weer lokale mensen opleiden.
Onder de studenten van de huisartsenopleiding naast het lokale St. Mary’s ziekenhuis in Mumias is Hordijk pas echt in zijn element. Hier krijgt hij de kans om nog eens rustig aan de medische toekomst van Afrika uit te leggen dat je een loopoor niet op zijn beloop moet laten, al was het maar om te voorkomen dat de patiënt uiteindelijk naar een verre operatietafel moet afreizen. Hordijk: „Het is van het allergrootste belang dat in de huisartsenopleidingen voldoende aandacht is voor het tijdig onderkennen van beginnende oorproblemen.”
Tovenarij
Nieuwe doelgroep van het orenteam vormen ouders. De Afrikaanse traditie wil dat vaders hun vrouw de schuld geven van alles wat hun kind mankeert, inclusief gehoorproblemen. Slechthorende kinderen worden maar wat snel in de hut verstopt. Veel Afrikanen blijken bovendien gevoelig voor tovenarij. Die ouders moeten uit hun droom worden geholpen. Bijvoorbeeld met zo’n gehoorapparaat uit de nalatenschap van iemand die in Nederland is overleden, daarmee kan je hier pas echt wonderen verrichten.
Saul Okwaro uit Mumias is zo’n vader die door ons orenteam is geholpen. „De problemen van onze zoon Michal hebben we eerst genegeerd, daarna zijn we naar de toverman gegaan. Die gaf een drankje mee om hem zijn gehoor terug te geven.” Nu kan de Afrikaan wel lachen om zijn sukkelige actie. Het tienjarige ventje zit nu met een gehoorapparaatje, niemand die het ziet, gewoon op school, in de klas.
De stichting Eardrop is in Afrika intussen ook grensoverschrijdend bezig. Bijvoorbeeld in buurland Ethiopië. Professor Hordijk: „Daar beginnen we helemaal van voor af aan. Ooroperaties zijn daar nog vrij zeldzaam en knap lastig. Mesjes bot, de microscoop stuk. Maar het barst er wel van de slechthorende kinderen. Het is toch fantastisch om hen met simpele middelen gehoor terug te geven! Ik ga door tot mijn houdbaarheidsdatum verstrijkt.”
Bron: website Telegraaf